Het is geen eenvoudige kwestie die mij onlangs voor de
voeten werd geworpen op een forum over orgaandonatie. Vanaf wanneer kunnen wij
als publieke bemiddelingsdienst mensen die een ingrijpende medische ingreep
hebben ondergaan, actief stimuleren om stappen naar werk te zetten? En hoever
kunnen we hierin gaan? Langs de ene kant weten we natuurlijk dat het goed is
dat mensen die kunnen werken ook zoveel mogelijk aan de slag gaan. Anderzijds
is het niet zo eenvoudig om in te schatten vanaf welk punt iemand nu precies
terug ‘kan werken’.
Ik sprak met iemand die een nierziekte had, en na jarenlange
dialyse eindelijk de nier had gekregen die hij nodig had om een normaal leven
te leiden. Ik vroeg hem of zijn prioriteiten in het leven nu niet verschoven waren.
Of hij bijvoorbeeld werken nog wel zinvol vond. Hij antwoordde mij dat wat hij
belangrijk vindt, niet veranderd is. Maar dat hij nu eindelijk opnieuw de
kracht, de tijd en de gelegenheid had om nog veel sterker te gaan voor waar hij
in geloofde. Hij zei mij bovendien letterlijk: “Werk op zich is geen doel. Maar
door te werken krijg je “vrije tijd” en “vakantie”. En de middelen om ook in
die vrije tijd te doen waar je zin in hebt, en te genieten van die vakantie. “ Niet
iedereen zal dit op dezelfde manier ervaren. Werken is immers op zich ook
zingevend. Hoe dan ook toont deze uitspraak het belang van werk aan in de
samenleving van vandaag.
Onderzoek heeft uitgewezen dat ongeveer 6 op 10 van de
niergetransplanteerden voltijds aan het werk is na hun transplantatie, voor
hartgetransplanteerden en levergetransplanteerden gaat het over 4 op 10 en voor
longgetransplanteerden 3 op 10. Dat wijst er dus op dat er wel degelijke grote
verschillen zijn afhankelijk van de ingreep, en elke begeleiding dus
individueel maatwerk moet zijn. Maar tegelijkertijd blijkt dat
getransplanteerden in gelijke mate als niet-getransplanteerden deelnemen aan
het sociale leven via bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. De wil om zich nuttig te
maken voor de samenleving is dus universeel. Dus moet elke getransplanteerde
een gelijkwaardige kans kunnen krijgen om zich ook op de arbeidsmarkt nuttig te
maken. We kunnen dus zeker en vast, weliswaar op maat van de individuele
situatie, elke getransplanteerde actief stimuleren richting hertewerkstelling.
Hoe kunnen wij als VDAB inschatten of iemand al terug ‘kan
werken’? Dat is vanzelfsprekend: dat kunnen we enkel samen met de mensen zelf
inschatten. We polsen waar hun interesses liggen, waar hun sterktes zitten en
wat hun competenties zijn. Heel vaak zullen we, zeker in de communicatie met
ziekenfondsen, gebruik maken van de ICF*-inschattingslijst.
Via deze tool slaan we de brug tussen het puur medische en het werkgericht
functionele. Afhankelijk van wat er uit die inschatting komt, gaan we met de
klant afspreken om een actie te ondernemen. Dat kan een opleiding zijn, al dan
niet in samenwerking met een partner. Vaak gaat het om vormen van
werkplekleren, want dat is nu éénmaal de snelste weg naar werk. Soms heel korte
opleidingsacties, soms langere. Na elke stap volgt een evaluatie, een nieuwe
inschatting en als het nodig is ook een nieuwe actie. Maar altijd heel gericht
op dat ene doel: zo snel mogelijk werk vinden.
We werken daarvoor nu al 7 jaar heel nauw samen met de
ziekenfondsen en het RIZIV. In die 7 jaar hebben we meer dan 10.000 personen
begeleid, en van de personen die een volledig traject doorlopen hebben, gaat
ongeveer 1 op 3 terug aan het werk. We kunnen met een gerust hart concluderen
dat terug gaan werken, of stappen zetten richting werk ook in het geval van een
transplantatie-context bijdraagt tot een “herstelproces”. Ook in dit geval
maakt werken vaak “beter”. Laat ons daarom, nog meer en beter dan voorheen, de
handen in elkaar slaan en bruggen bouwen tussen de wereld van welzijn en
gezondheid en de wereld van werk. Zo kunnen we de betrokken personen ook weer
zinvol werk doneren!
* international classification of functioning, disability and health