Trendwatchers zoals Herman Konings, Fons Van Dyck, Jef Staes, Peter Hinssen en Nathalie Bekx geven elk op hun domein aan dat de verhoudingen in de samenleving grondig wijzigen. Door het internet en de massale kennisverspreiding aan de ene kant en de hogere scholarisatiegraad van de bevolking aan de andere kant verschuift de macht van de producent naar de consument, van de leverancier naar de klant, van de leerkracht naar de “lerende”, van de dokter naar de patiënt, van het politiek apparaat naar de burger, … Consumenten, klanten, leerlingen, patiënten, burgers …. zeker zij die behoren tot de AC-generatie (After Computer) …. stellen zich niet meer a priori afhankelijk op van hun tegenpartij maar gaan met deze in discussie op grond van zelf verworven inzichten. Het volstaat daarvoor de onuitputbare bronnen van het internet te raadplegen of om via de sociale media vrienden te bevragen omtrent hun ervaringen en op die wijze aan kennisdeling te doen. Deze burgers verwerken kennis naar hun individuele situatie toe en versterken daardoor hun eigen positie in elk relationeel of onderhandelingsproces. Emancipatie op alle fronten komt zo dichterbij. Daarom zouden alle “institutionele” systemen en actoren deze evolutie moeten omarmen, faciliteren en begeleiden. In eerste instantie zou het onderwijs het internet als leerbron moeten gebruiken en het leergedrag buiten de school moeten includeren in een nieuwe pedagogische aanpak.Vanzelfsprekend houdt deze globale beweging ook uitdagingen in voor de arbeidsmarkt. Uitdagingen die nog verscherpt worden door de demografische ontwikkelingen die op zich reeds de positie van de werknemer in de toekomst zullen versterken. De vergrijzing maakt immers dat in de War on Talent de werknemer in pole position komt te staan en dat misschien het paradigma van wie betiteld kan worden als “werkgever” dan wel “als werknemer” zal worden omgegooid. Zien we niet reeds in de creatieve economie kiemen van een nieuw arbeidsorganisatiemodel waarbij diegene die we nu nog werknemer noemen in feite onderhandelt vanuit het feit dat hij tijdelijk en conditioneel zijn werk wil geven, zijn arbeid wil aanbieden aan iemand , de “oude werkgever” die het al dan niet kan nemen? Zien we eenzelfde evolutie niet in de ZZP’s (zelfstandigen zonder personeel), het toenemend aantal freelancers en de uitbreiding van consultancy-functies?
maandag 26 september 2011
dinsdag 13 september 2011
Hommage à un ami
Jean-Pierre Méan gaat met pensioen. Wie? Nooit van gehoord? Velen zullen hem niet kennen en dat illustreert nog maar eens welke kenniskloof er gaapt met wat gebeurt in het zuiden van het land. Méan is immers de baas van de Forem en dit reeds sedert 1989, de splitsing van de RVA en de oprichting van de Forem. De Forem is als Waalse publieke bemiddelings- en opleidingsdienst, thans één van de grootste werkgevers in Wallonnië en één van de belangrijkste publieke instellingen. In zijn hoedanigheid van leidend ambtenaar van de Forem werd Jean-Pierre meermaals geconfronteerd met het beeld dat zijn organisatie een onderdeel was van de Waalse werklozencultuur en een logge, sterk gepolitiseerde publieke instelling die alle macht naar zich toetrok. Hij leed erg onder dit vals beeld en deed er alles aan om deze perceptie te bestrijden. Zo was Méan zeker geen voorstander van een hangmatcultuur maar een medestander van het eerste uur van het activeringsbeleid dat toenmalig federaal minister, Frank Vandenbroucke, op poten zette. Ook al lag één en ander moeilijk bij sommige partners in zijn Raad van Bestuur, toch trok hij consequent de kaart van “rechten en plichten” bij de implementatie van het reïntegratiebeleid. Getuige hiervan is de statistische vaststelling dat de Forem de VDAB heeft bijgebeend inzake het overmaken van gegevens van werkonwillige werkzoekenden aan de RVA. Méan was ook een uitgesproken voorstander van samenwerking en partnerschappen. Voor zijn open samenwerking met de commerciële private sector kreeg hij trouwens in 2006 de Federgon-prijs. Dat zegt voldoende.
Abonneren op:
Posts (Atom)